Een ander gedicht, dat iedereen waarschijnlijk wel kent, ook in verband met de wijze les die het bevat, is "De Tuinman en de Dood" van Pieter Nicolaas van Eyck (1887-1954). Hij heeft het waarschijnlijk geplagieerd van een frans gedicht van Jean Cocteau (1889-1963).
Maar het oorspronkelijke idee is volgens sommigen gebaseerd op een Soefi anekdote van Roemi (1207-1273), en anderen zeggen dat het van de Perzische dichter/Soefi-mysticus Hafez (1330- ~1390) afkomstig is.
Geplagieerd of niet, het is in ieder geval in een NEDERLANDS gedicht geschreven.
Met alleen vertalen wordt het niet meteen een gedicht, vind ik.
Een Perzisch Edelman:
Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: "Heer, Heer, één ogenblik!
Ginds in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de dood.
Ik schrok, en haastte mij langs de and're kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.
Meester, Uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!" -
Van middag - lang reeds was hij heengespoed -
Heb ik in 't cederpark de Dood ontmoet.
"Waarom", zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
"Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?"
Glimlachend antwoordt hij: "Geen dreiging was 't,
Waarom uw tuinman vlood. Ik was verrast,
Toen'k 's morgens hier nog stil aan 't werk vond staan,
Die 'k 's avonds halen moest in Ispahaan."